Informatie over Sliedrecht
Hoe oud is Sliedrecht? Wanneer komt de naam Sliedrecht voor het eerst voor en hoe zag het er lang geleden uit? Historicus Henk 't Jong van historisch adviesbureau tScapreel vertelt hoe het oorspronkelijke Sliedrecht onder water verdween en hoe Oversliedrecht het huidige Sliedrecht geworden is.
Sclidreth
Het oorspronkelijke Sliedrecht lag aan de overkant van de Merwede, waar nu de Merwelanden zijn. In 2014 vierde Sliedrecht het 950 jaar bestaan. Misschien lag het huidige dorp er ook al, maar daar weten we nog steeds de naam niet van. In 1064 wordt Sclidreth (Sliedrecht) in ieder geval al in een tekst genoemd. Het document waar dat in staat bleek echter een vervalsing uit omstreeks 1145 te zijn, maar dat wil niet zeggen dat er in 1064 geen dorp met die naam bestond. Er werd langs allebei de oevers van dit deel van de Merwede al rond 1050 ontgonnen. Zodra zich daar boeren hadden gevestigd en er een dorpskern ontstond werden er kerken gesticht en Sliedrecht moet er al rond 1060 één bezeten hebben. In 1105 blijkt die kerk dan al een dochterkerk in Houweningen, even verderop tegenover Giessendam, te hebben, die er al een tijdje moet hebben gestaan
De Merwede
De Merwede was in die periode een langzaam stromende en kronkelende rivier zonder dijken of kribben, waarin door eb en vloed veroorzaakte stromingen zandplaten opkwamen en weer verdwenen. Het landschap en de vaargeul veranderden steeds en je kon er zonder kennis van die geulen niet zeilen met scheepjes met alleen maar één vierkant zeil. De geulen waren ook dikwijls te smal om in te kunnen manoeuvreren. Vandaar dat langs de stroom veel dorpen met –drecht als achtervoegsel liggen. Dit woord betekent (doorheen)trekken: schepen moesten hier namelijk getrokken worden door mensen, paarden of roeiboten.
Aan deze kant van de rivier
Sliedrecht aan de overkant, in de Grote Waard, overstroomde na de St. Elisabethsvloed van november 1421. Inmiddels waren aan de andere kant van de Merwede, onze kant, ook al dorpjes ontstaan. De ontginningen waren immers tegelijk begonnen met die aan de zuidoever en om ontgonnen land braak te laten liggen was niet logisch. In 1105 lagen hier op z’n minst Papendrecht en Hardinxveld al. Omstreeks 1200 stichtte de graaf van Holland juist in dit gebied een tol, een soort douanepost, die niet zo populair was en daarom Niemandsvriend werd genoemd. Het tolhuis had de vorm van een kasteel uit die tijd en lag een kleine honderd meter ten westen van de Tolsteeg. Dat was eigenlijk de oprijlaan vanuit het binnenland van de Alblasserwaard. Het kasteel lag achter de kade langs de rivier die veel lager was dan de dijken die wij nu kennen. De tol werd rond 1355 verplaatst naar Woudrichem en het kasteel werd afgebroken en op de nieuwe plek weer opgebouwd. Rond 1835 waren alleen de grachten nog herkenbaar, maar die zijn nu verdwenen onder de Merwebolder. Inmiddels werd de buurtschap rond de tol al sinds omstreeks 1250 ook Niemandsvriend genoemd.
Oversliedrecht
De naam Oversliedrecht voor ons Sliedrecht komt al vroeg voor. In een oorkonde uit 1203 wordt de visserij, waar je tegen betaling mocht vissen, in de rivier tegenover Sliedrecht in de Grote Waard al zo genoemd. Enkele tientallen jaren later is er echter wel degelijk een ambacht, met een eigen heer, dat Over-Slydrecht werd genoemd. Het eerste stuk liep van de Matena, bij Papendrecht, tot Niemandsvriend en het grotere tweede stuk van de Tolsteeg naar de kerk die op het laatste weer van het ambacht stond. Een weer is een lange strook land tussen twee sloten; door het graven van die sloten werd dit veen- en kleigebied bewoonbaar gemaakt. Vanwege de baksteenformaten in het onderste deel van de toren van de huidige kerk moet deze stenen kerk rond 1300 zijn gebouwd. Of er een eerdere, houten of tufstenen, kerk aan vooraf ging is niet bekend, maar wel waarschijnlijk. Er is in ieder geval een tufstenen fundering van de toren ontdekt die van rond 1200 kan zijn. De naam Lokhorst, voor Oversliedrecht, komt pas na 1400 voor, evenals de naam Naaldwijk voor het meest oostelijke deel, dat eerder, naar een vroegere heer, Simons ambacht van Teilingen heette.
De basis voor de baggerindustrie
Er moeten na 1421 veel mensen uit het ondergelopen Sliedrecht aan de overkant naar onze kant gevaren zijn. Omdat de verdronken Grote Waard vanwege geldgebrek niet meer werd bedijkt, had het geen zin meer om terug te gaan. Enkelen zullen naar Dordrecht getrokken zijn, maar de meeste mensen zullen zich in ons Sliedrecht gevestigd hebben. Dat heette sindsdien ook geen Oversliedrecht meer, want er was nu nog maar één Sliedrecht. Het zal niet meegevallen zijn er, naast de daar al wonende boeren, werk te vinden. In de overstroomde waard aan de overkant kon je echter vissen en vogels vangen. Je kon er ook riet en biezen snijden. Of je kon er rijshout hakken. Veel mensen uit deze streek moeten zich daarmee bezig hebben gehouden. Al voor de ramp hadden zeker de Sliedrechters in de omgeving al een goede naam als gravers en dijkwerkers opgebouwd. Die naam hebben ze gehouden en vormde de basis voor de nog steeds bestaande baggerindustrie, die oorspronkelijk voortgekomen is uit dit dramatische, maar simpele gegeven.